Wie wordt de eerste Eilanddichter van Schouwen-Duiveland?
Voor het eerst kiest Schouwen-Duiveland een Eilanddichter: een dichter die de komende 2 jaar ons eiland op poëtische wijze zal vertegenwoordigen bij bijzondere momenten, evenementen en gebeurtenissen.
De jury heeft 3 dichters genomineerd.
Een deskundige jury, bestaande uit:
- Liesbeth Goedbloed, romanschrijver en dichter van de Hoekse Waard,
- Michael van Oostende, stadsdichter van Middelburg en poëtische rapper,
- Jan Zwemer, historicus en vertaler van gedichten in het Zeeuws
heeft zich gebogen over de vele inzendingen en 3 talentvolle dichters genomineerd. Nu is het aan u om te bepalen wie de eer krijgt!
Breng uw stem uit!
- Stemmen kan tot en met zondag 8 juni 2025.
- Let op: u kunt maar 1 keer stemmen.
De winnaar wordt bekendgemaakt op vrijdagavond 13 juni tijdens de feestelijke opening van de Kunstschouw in Burgh-Haamstede. Kies uw favoriete dichter: A, B of C en breng hier uw stem uit!(Verwijst naar een externe website)
De genomineerden
Elke dichter heeft 3 gedichten aangeleverd. Hieronder kunt u alle inzendingen lezen. Om objectieve beoordeling mogelijk te maken, worden de gedichten anoniem gepubliceerd.
Onheilsprofeet
Oké, ik ga u nu iets naars vertellen
Het einde is nabij, we gaan eraan
Een pijnlijk schouwspel: wreed en inhumaan
Een martelgang, het zal uw leven kwellen
De straten vol met angst, geweld en rellen
Totale anarchie zal er ontstaan
Gebroeders die elkaar het hoofd afslaan
De Rechter komt Zijn Laatste oordeel vellen
Ach, wees maar niet bevreesd of aangedaan
Zo is het met de Maya´s ook gegaan
Hun Armageddon was een hele snelle
De wereld draait wel verder in zijn baan
Mocht deze profetie u toch beknellen
Dan kunt u hier mijn cursus ´hoop´ bestellen
Ontboezeming
Mijn oren in een envelop
Jij zit daartussen, in mijn kop
Een brief waar ik mijn ziel in stop
Ontvang van mij een flard
Mijn huid komt in een flink pakket
Daaronder zit jij ingebed
Een buik met vlinders als pamflet
Ik wacht op jou met smart
Mijn ogen volgen dan per post
Bij jou geef ik ze flink de kost
Ik ben van duisternis verlost
Verdwenen is het zwart
En dan mijn longen in een doos
Ik hoef ze niet, ben ademloos
Mijn lief ik vind je grandioos
Een vrouw uit vier miljard
Mijn brein verstuur ik jou per mail
Het is kapot het denkt teveel aan jou het allergrootste deel
Jij hebt mijn zijn ontward
Elk stukje brengt mij dichterbij
Ik geef je steeds een deel van mij
Daar geef ik het geheim mee vrij
Dat mij reeds jaren tart
Mijn hoofd, mijn lijf, mijn huid, mijn haar
Je hebt me, zet mij in elkaar
Maar wacht ik ben nog nét niet klaar
Een stukje komt apart
Je bent mijn lief, mijn snoes, mijn mop
Ik ben bezorgd en dat lucht op
Het laatste wat ik bij je drop:
Een pakje van mijn hart
Mijn vader
Zolang ik weet, beleeft hij de natuur
Mijn vader nam mij op dit eiland mee
Hij zag in mij een Schouwenaar in spé
Zo leerde ik vanaf het eerste uur:
Van bruinvis, lepelaar en tureluur,
getijden in het ritme van de zee
Verschillen tussen damhert en het ree
Zo vonkte in mijn hart het vrijheidsvuur.
Een voorbeeld in ´eenvoudig´ en ´tevree´
Mijn hart bewaart ze veilig, alle twee
Die idealen zijn vandaag obscuur
Hij legde uit, ik luisterde gedwee
Een wijze les: het leven is niet duur
En vaderliefde ongeschonden puur
Koudekerke
Met een verdronken dorp
om zich heen staat
fier de Plompetoren
als een middelvinger
gericht op het onheil
Vertel me je verhalen
je avonturen, je belevenissen
het brengt een weder waardig heden dichterbij
Wiegeliedje voor wie gordijnen denkt nodig te hebben
Je kunt het beste de avond laten bloeien
in een vaas zodat je enerzijds
kleur geeft aan de nacht
en tegelijkertijd de ochtend kunt gloren
en ik trek de gordijnen open
en wijs je op de wereld en het uitzicht,
de vogels, de boom met het blaadje in de kruin
en de dingen bij jou op tafel, het tijdschrift
waar je je voor schaamt
en als je zegt een schuilplaats te willen
open ik mijn armen en ik
schrijf je naam en zeg dat
ik van je houd en dat je nooit uit zicht
zult zijn en je gelooft me misschien
ik tafereel je willen, vertoon je een scherts
en ik zeg dat dit onvoorwaardelijk is en
dat wiskundesommen echt niet moeilijk zijn
omdat er altijd al iemand is die
deze heeft opgelost
oh
en je kunt wel bang zijn voor een
gelogen waarheid maar wees maar
niet bang van de merel
die een doodslied zingt
het moeilijke van durven is niet
dat je bang bent om te doen
maar dat je steeds weer nieuwe
angsten krijgt om te vullen
maar ik heb op papier de nacht
voor je getekend met naast de maan
en de sterren ook een engel die,
zelfs omdat je niet gelooft, aards is
en je bij de ogen kan vastpakken
om te zien en gezien te worden
(Naar: Lieke Marsman, Wiegeliedje voor wie alles moet)
De wereld de dagen
Van de vissen die zwemmenverborgen
ze zwemmen heus door en de schelpen in rust
Van het klotsende water dat klotsend naar later
en klotsend de kantlijnen kust
Van de wolken die schijnen verdwenen maar
zeker de wolken verschijnen heus weer
want de wind die blijft waaien en de molens
ze draaien zich vol en de vogels ze wieken wel weer
Van de zon en het wier dat zwarte
dat dieren weer voedt en dit alles
draait rond
Van de wereld ze draait en verdomd en
verdraaid daarbij lacht ze ons mild gestemd toe
de lach van mijn Lisa
mijn Mona mijn Lisa
geschilderd mijn dagen
mijn wereld
ze ligt daar gewoon
Het wuiven van chauffeuren
Tranen in tramruiten
Of is het de regen van buiten?
De conducteur kijkt niemand aan
bestuurt de tram als was het een Ferrari
Zijn blik op oneindig, hij ziet geen rails
lantaren of tram-palen
Ziet hij zichzelf?
Een man in een uniform
De gemiddelde leeftijd
gereflecteerd in een tramruit
Ondertussen: de opera loopt uit
De junkies verkopen goed
Ik hoor concertgangers mompelen
“Drinken op straat mocht toch niet meer?
Het is ook geen doen met dit weer”
Maar waar vind ik nu rust?
niet hier, niet in de grote havenstad R.
Vlucht maar weer naar Zuidplein
pak keer op keer de laatste lijn
Op de dam, bijna thuis word ik wakker
Grevelingen, de onstuimige Schelde
daarachter grijze wolken boven Brabant
de lichten van Bruinisse
We zijn weer terug op ons eiland
Afbuigen rond de sluis
kotters in de haven
Luctor en de Matilda
niemand op de visserskade
Grote mossel in motregen
sluishuizen tussen wegen
aerdappels, aardbezems
vakantieparken, namaakhuizen
dicht op elkaar gepakt,
Dit is het nieuwe buiten
Troosteloze busstop
verlopen koppen
slapen is voor mietjes
en allemaal lange rokken
(en allemaal roken)
Niemand wil met ons mee
dus trekken we maar weer op
de berm in voor de 133
Door de ruiten onze reizigerskoppen
Het wuiven van de chauffeuren
het rode lampje van de deuren
Rond de rotonde
Ondergekladde gele boei
flitspaal flitst de vermoeide boeren
De dijk over, lege polders
perkplanten te koop,
bekend vanuit de eilandfolders
Gevechtsvliegtuig, de wok van Zeeland
de kleine kerk van Oosterland
De motorclub, haar koeienogen geven licht
en maar zuipen in het zicht
De dikke toren staat er nog
boven tureluursvelden
de stoplichten in de verte
en de geur van de Schelde
De zon gaat onder boven de havenpoort
Zierikzee ligt stil te wachten
word niet verstoord
tot ze overspoeld wordt
in de volgende lente
door water niet
maar door ijs etende mensen
Maandagochtend Zeelandbrug
We waren ook wel eens heel vroeg wakker
Samen reden we vanochtend bijvoorbeeld
over de Zeelandbrug, dit deden we wel vaker
Goede gesprekken onderweg, zo boven het water
Deze keer stonden op de brug in het midden
twee mannen met enkel een verfrolletje
Zij schilderden de lange reling
‘Nog een klein stukkie jongens!’
grijnsden we: dat was pas werken
Water dat wel: zo ver men keek
maar ook een snelweg: geluid in de nek
Op het volgende eiland
zagen we daarna
mannen met bosmaaiers
Rond elk houten wegpaaltje
haalden ze het gras weg
Ook hen bewonderden we
er was vonden we veel werk
dat gedaan moest worden
hier in Nederland
Weer later
per auto naar de dorpsgarage
in overall zag ze er zo veel schoner uit
dan in haar normale kleding
Ze wilde me niet geloven
In al die werkkleding zag ik slechts
inspiratie voor nieuwe poëzie
verder voelde ik mij niet zo geroepen
het land te behoeden voor een crisis
en daarvoor te werken
en alleen in de weekenden te leven
in duur gekochte kostuums
of joggingbroeken
Ochtendlicht
Poststraat Zierikzee,
ochtendlicht over de stadskeien,
de dikke toren aan t einde
En altijd in het zonnelicht:
mijn zwaaiende moeder
mooie vreemde vogel
Soms in badjas gestoken knoopt ze
‘s ochtends gesprekken aan
met alle bekende en minder bekende
voorbijtrekkende mensen
Onze hond liep zijwaarts als een krap
en was nachtblind op het laatst
zodat de hond ons vaak kwijt was
in het donker tijdens het uitlaten
Toch mocht de hond van mijn moeder niet aan de lijn
Wij ook niet, we deden maar wat we wilden
Namen we vrienden mee naar huis,
dan at iedereen mee, net als bij haar
oma thuis vroeger zei ze. En dan gooide ze
meer Albert Heijn spaghetti in grote pannen
Achter de vuren in haar keuken staat ze nog steeds:
omgeven door boeken: verhalen verzamelend
Soms horen we vanuit de keuken
achter de winkel, mensen hun hele
levensverhaal aan mijn moeder vertellen
Ze luistert dan, lacht mee, stookt de kachel
nog eens op, schenkt koppen oploskoffie in
Als het levensverhaal verteld is en de persoon
vertrokken is vanuit de winkel, als we zeker weten
dat de gang leeg is, vragen we wel eens of ze diegene
al langer kent. ‘Nee, nog nooit gezien, ze beginnen gewoon
te vertellen, mooi wel’ antwoord mijn moeder dan
En de stilte is maar niks, er moet meer kleur in het leven
Mensen zijn altijd welkom er is slechts een regel:
Bij het wegfietsen moet je zwaaien, al ga je slechts
voor een half uurtje op de dijk uitwaaien:
Als je weg gaat moet je zwaaien
Ooit als ik later groot word,
als ik uitgeraasd ben op zee
hoop ik dat ik net zo word als mijn moeder
Eindelijk thuisblijven maar nog steeds
verhalen en mensen verzamelend, vrolijk luisterend
En bij het weg gaan van mijn kinderen,
het voorbijtrekken van mijn voorbijgangers
met diezelfde blik turen in het ochtendlicht
en altijd uitzwaaien, als een mooie vreemde vogel zwaaien
Stem nu!
Hebt u alle gedichten gelezen? Kies dan de dichter die u het meest raakt.